RN-reis Italië: vrijdag 4 oktober
19-04-2020door Eleonora van der Veer-Curpan kunstrestaurator en redacteur Au Courant
“Si dipinge col cerviello et non con le mani” Michelangelo, lettere
“Men schildert met de hersenen en niet met de handen” Michelangelo, brieven
Rond negen uur ‘s ochtends daalden wij de vóórlaatste keer de ruwe, steile, bochtige, smalle en oude weg af, die door de laatste regendagen nóg ruwer was geworden.
De dag
Deze laatste bezoekdag was voor ons georganiseerd door Dr. Leonardo Borgioli, technisch-directeur van de Florentijnse afdeling van het Italiaanse Onderzoekinstituut voor Restauratie-Producten en Gereedschap (C.T.S.), een soort Nederlandse RCE maar dan in het groot en veel uitgebreider…
Op ons programma stonden twee bijzondere restauratiebedrijven: “Opera” en “Art Defender”.
De rit
De avond tevoren was er dringend telefoonverkeer tussen Ninette Willems en Borgioli. Het blijkt dat de volgorde in het programma veranderd was, en Ninette appt ons dat door, net voor middernacht.
‘s Ochtends zaten wij zeer comfortabel te kletsen, op de prachtige, met vele haarspeldbochten doorvlochten Apennijnse bergwegen, die het meesterschap van onze chauffeurs op de proef hebben gesteld. Diede voorop met de grote bus, wat een pientere meid! En wij in de jeep, erachter volgend met Ninette achter het stuur. Op een gegeven moment merkten wij dat Diede niet vóór en niet achter ons te zien was. Daarom snel nogmaals de route gecheckt. Tot onze grote verbazing ontdekten we, dat wij naar een verkeerde locatie reden! Snel de route veranderd. Je zal altijd zien, niet alleen de haast, maar ook de trage verbinding in de bergen speelt ons parten. Want al rijdend, drukten wij per abuis op de eerstvolgende bestemming. Niemand kon het voor mogelijk houden dat dezelfde straatnaam twee keer achter elkaar in de zelfde plaats voorkomt. Let wel, 40 kilometers uit elkaar gelegen! Nou ja, Florence is geen dorp en voor een Nederlander lijkt “vialle”(in het noorden) op “via” (in het zuiden). We kwamen zo’n 20 minuten te laat… Om tijd te winnen was Borgioli met de begeleider daar begonnen met de geschiedenis van Art Defender. Masja Arnouts was mij te hulp geschoten door de eerste notities te maken voor dit verslag.
Over de bezochte locaties
Art Defender, op z’n Italiaans: Lo spazio per l’arte of vertaald: De plek voor de Kunst. Zo kloppen ze zichzelf in de reclame op de borst. Het bedrijf is acht jaar oud en lijkt op ons Rijks-restauratiebedrijf in Rijswijk. Daar, in de immense grijze gebouwen, waren alle specialisaties bij elkaar. Hadden wij dit ook niet in Sint Petersburg gezien? Maar Art Defender is een drieledig bedrijf, een overkoepelende naam van een restauratie-, opslag- en dienstverleningsbedrijf met meerdere vestigingen in o.a. Bologna, Turijn, Rome en Milaan. Iedere locatie met zijn eigen specialisatie. De Florentijnse dependance zorgt voor de restauratie van schilderijen en papier. Dit geldt niet alleen voor de rijkscollecties, het patrimonium, waaraan in de bunker gewerkt wordt. Bovengronds wordt plaats geboden aan restauratoren van buiten het bedrijf, zonder eigen atelier of met een kleiner atelier. Maar ook ateliers die grote apparatuur zoals een warme-tafel niet hebben, of kunnen aanschaffen. Door een slimme juridische en financiële constructie zijn de restauratoren aan dit bedrijf ‘geassocieerd’. Misschien lijkt het op het ‘partnerschap’ van onze doctoren-, advocaten- of notarissenpraktijk. Bij Art Defender kan men alles huren! Er zijn zowel speciale fototoestellen en een speciaal ingerichte fotoruimte (die onze reisgenoot René Gerritsen in Amsterdam ook bezit) als allerlei formaten computerbediende vacuümpersen, mobiele ventilatiesystemen, enorme schildersezels of bijzonder grote werktafels. Omdat Art Defender samenwerkt met de restauratoren hebben ze geen subsidie meer nodig. Ze bieden ook opslagruimtes voor allerlei officiële en particuliere collecties. Deze laatste worden boven de grond uitgestald, in grote of kleine kamers op de speciaal ingerichte etages. Het nationaal patrimonium wordt echter opgeslagen in de bunker met kamers die speciaal zijn ingericht in meerdere ondergrondse etages. Behalve dat alle collecties van klanten ijzersterk zijn beveiligd, zijn ze daarnaast ook verzekerd. In bepaalde kamers heeft zelfs Art Defender zelf, geen toegang. Op ons gezicht verscheen een grote vraag en onze gids kon dat zonder tolk vertalen. Tja! Er zijn eigenaren die geen inmenging van buitenaf willen en dus mag er niemand binnenkomen. Dus, zoals hijzelf zei, allerlei mogelijkheden voor allerlei … portemonnees!

De bedrijfsgids aan het woord: ‘Maar hoe dan ook, alle vertrekken hebben blusgas-aansluitingen!’. Weer gefronste wenkbrauwen: ‘Oh ja, wij gebruiken hier een speciaal gas om het vuur te blussen. Het is een geheim recept, zo speciaal dat de brandweer het niet vertrouwt, dus we moeten alle twee blusmethodes hanteren’, en met de vinger laat hij ons de metalen leidingen boven onze hoofden én de rode bluscilinders op de muur, zien. De metalen deuren moeten, met of zonder het geheime gas, het vuur minstens 30 minuten tegenhouden. Verder vertelt hij ons met trots, dat je je niet kan bewegen zonder door één van de ontelbare camera’s te worden waargenomen, en dat fotograferen absoluut verboden is.
We mochten het bovengrondse gebouw bekijken en we hebben ‘de route van een kunstwerk’ genomen. Er moet een bepaald strak protocol gevolgd worden, waar niet van mag worden afgeweken: met vrachtwagen en al, wordt de ‘lading’ binnengereden en pas als de eerste, tien centimeters dikke metalen sluisdeur dichtslaat, wordt uitgeladen. Uitgepakt, moet de lading een eerste controle doorstaan. Ter plekke wordt de ‘status’ van het kunstwerk beoordeeld. Bij de kleinste afwijking wordt meteen besloten of het kunstwerk in de ‘quarantaine’ moet. Dan gaat het achter een tweede, dertig centimeter dikke sluisdeur. Of, het wordt naar een afgesloten ruimte gestuurd voor een uitgebreide behandeling.
Wij hebben een ‘behandelkamer’ ’de decontaminazione’ gezien. Het lijkt op een NASA-onderzoekskamer. Daar staat midden in de ruimte een doorzichtige tent met allerlei gekleurde kabels, buizen en sensoren aan binnen- en buitenkant. De afsluiting van de ‘buitenlucht’, in de kamer zelf, wordt gerealiseerd door middel van een ingewikkelde dubbele rits. In de tent kunnen meerdere soorten gas worden toegediend. Alles wordt gemonitord en is op schermen te zien. Vooral de luchtdruk en het relatieve vochtgehalte. Dit is omdat men naar omstandigheden met droog- maar ook met nat gas, zoals stikstof, werkt. Hierdoor kan iedere verandering worden gesignaleerd. Het computerprogramma is afhankelijk van de aard van het kunstwerk. De goederen blijven daar drie weken (21 dagen) opgesloten bij een constante temperatuur van 170C. Ik vergeet de hele tijd te melden dat alle noviteiten, van het blusgas tot de computerbediende tent worden bedacht en gemaakt door CTS. Dit is het bedrijf van onze organisator, namelijk Dr Borgioli. Om de behandeling van Art Defender ook op locatie aan te kunnen bieden, heeft CTS ook een mobiele ‘tent’ gebouwd. Eigenlijk is alles hier zo’n beetje ‘het neusje van de zalm’ van de Italiaanse restauratiewereld.
Er wordt ons een primeur voor de Italiaanse filmrestauratie gepresenteerd: een koelkast met doorzichtige deuren. Het lijkt op een moderne horecakoelkast, met een paar tientallen dozen met oud celluloid negatief filmmateriaal. Het filmmateriaal wordt bewaard bij een temperatuur tussen -17,5 en -18 0C. Van een deel wordt het celluloid met acetaten behandeld, van een ander deel met ‘iets anders’ en de rest blijft onbehandeld (standaard-films). Alles wordt daarna onderzocht op veranderingen door veroudering. Een celluloidfilm die wordt bewaard onder ‘normale condities’ is pas na 80 jaar aangetast. Het idee is dat na bepaalde behandeling en onder bepaalde bewaaromstandigheden, de films zelfs duizend jaar stabiel zouden kunnen blijven. Voor de zekerheid worden alle films die aan dit experiment deelnemen, toch eerst gescand.
Boven in de hal van de eerste verdieping zien wij een dozijn reuzencilinders die aan zilveren buizen zijn gekoppeld. Op ooghoogte staan de bestanddelen van het supergeheime gas. Het is combinatie tussen argon, stikstof en CO2. Nou ja, het percentage was dus geheim! Overal op de muren staan bijzondere uitspraken van bekende kunstenaars. Tegenover de cilinders ‘schitterde’ het citaat van Michelangelo.
De tweede kerntaak van het bedrijf is dus opslagruimtes aanbieden. Het complex heeft 123 kleine (ca. 3 x 4 m) en grote ruimtes ( ca.12 x 12 m). Al dan niet geklimatiseerd, zijn allen voorzien van 10 cm dikke metalen deuren en hebben een aansluiting voor het inerte supergas.
Als laatste werd aan ons één van de gezamenlijke restauratieruimtes gepresenteerd. Deze had het formaat van een grote kamer (12 x 12 m), waarin twee kleinere afsluitbare, afgescheiden kamertjes van 3 x 4 m, voor restauratoren die bijzondere stukken behandelden of een lange-termijn-huur hebben. Ook hebben deze kamertjes water, licht en ventilatiemogelijkheden. Er waren twee schilderijen-restauratorenteams en een papierrestaurator aanwezig. Wij hebben één van de restauratorenteams kunnen ondervragen met behulp van onze collega Annelies Toebes die vloeiend Italiaans spreekt. Glasheldere antwoorden werden gegeven. De twee restauratrices, afkomstig uit Rome, behandelden een reusachtig tweedelig plafondschilderij op doek uit een vergaderzaal van het Uffizi-paleis te Florence. Na de restauratie zullen de delen teruggeplaatst worden. De delen moesten gedoubleerd worden en de reuzenspieramen, vervangen. Het eerste doekdeel lag buiten, in de algemene restauratiekamer, op een enorme tafel met de facing omlaag. Het tweede deel werd tijdens ons bezoek (in de eerste afgesloten ruimte) gereinigd.
Zoals op iedere tafel bij Opificio delle Pietre Dure, lag ook hier de hele verzameling van acht stuks restauratieboeken van Paolo Cremonesi. Daarnaast lag de vertaling van het R. Wolbers-boek over reinigingstechnieken. Het voelde zeer merkwaardig voor mij en tegelijkertijd was het hartverwarmend om te zien dat in Italië de nieuwe schoonmaakmethode zo ingeburgerd is. En bovenal, dat de beste Italiaanse restauratoren standaard dezelfde, door Cremonesi en Wolbers aangepaste TEAS-driehoek hanteren. Natuurlijk gebruiken ze alléén de wateremulsies en solvent-gels. Ik vroeg mij onmiddellijk af hoeveel musea in Nederland de boeken hebben. Dit vooral nu de vertalingen van Cremonesi’s boeken de markt beginnen binnen te druppelen. Nou, geen een!
Omdat de doeken zo groot waren en de pigmenten verspreid over grotere oppervlakken, hadden de dames per soort pigment de reinigingsrecepten aangepast. De dames hebben ons het thema van de plafondschildering uitgelegd. Het is een moeder met een tweeling op beide armen, een blank en een zwart kind. Ze representeren de dag en de nacht, de droom en de helderheid, of de goede en de slechte, en wat niet meer…
De hele uitleg niet geheel begrijpend, zijn we de tweede afgesloten kamer binnengelopen. Dit bleek een leuk treffertje, en een echte pleister op de wond voor de papierrestauratoren, die bij Opificio bot hadden gevangen. De papierrestaurator was bezig met het reinigen van een uitgebreide verzameling borduurpatronen voor kleding uit de 16de en 17de eeuw. Verder werden ze rechtgetrokken en in passe-partouts geplaatst voor een tentoonstelling a.s. januari. Hij werkte in opdracht van de gemeente Bologna, het Bargello museum te Florence en twee particuliere verzamelaars. Het onderzoek heeft aan het licht gebracht dat de collectie patronen tot de Italiaanse school behoorde en het papier uit de regio Bologna kwam. Jammer genoeg hadden de watermerken geen bekende papierscheppers opgeleverd.
Voor het vertrek naar de volgende locatie hebben we, tegenover Art Defender, geluncht. Tot onze grote verbazing verscheen een van de twee schilderijrestauratrices en sprak Ninette aan. Haar was zeer duidelijk, dat we ons het verhaal van de twee kindjes moeilijk konden voorstellen. Daarom was ze in het geheim naar buiten geglipt om ons een paar foto’s op haar mobiele telefoon te laten zien. Pas toen ik de afbeelding zag kon ik inderdaad de allegorie begrijpen.
‘Opera’ is een particulier textielrestauratiebedrijf, begonnen in Toscane (en omgeving), maar tegenwoordig befaamd in de hele wereld. De volgende opdracht, die we hadden mogen zien, was voor een museum in Oslo. Ze hebben alles in huis: van een onderzoeksteam met een goed uitgerust laboratorium, tot gespecialiseerde teams die kleding, tapisserie en decorstukken behandelen. Ze werken eigenlijk aan alles wat maar met textiel, van draad tot kleurstof te maken heeft.


Het net ingepakte tapijt ‘Het leven van Cosimo I de’ Medici’ van 8,5 x 5,5 meter was voor de Senaat in Rome. Het dateert uit de tweede helft van de 16de eeuw. Dit restauratieproject maakt deel uit van een tentoonstelling en van het mooie boek dat eraan gewijd is.
Bij binnenkomst gaat ieder object in ‘quarantaine’ en vóór de restauratie wordt het gewassen. Daarvoor heeft men een aparte ‘waskamer’ gebouwd. Het gaat hierbij vooral om de persoonlijke gezondheid. We mochten alles fotograferen, behalve de achterkant van de waskamer, omdat dit een prototype was en de registratie nog niet was afgerond. Ook hier kwam CTS weer in zicht en zo, ook onze trotse begeleider!!! Het prototype waskamer was gebaseerd op een ‘Mechelse wasstraat’. CTS heeft de ‘wasfunctie’ aangepast, uitgebreid en geperfectioneerd, zodat de primeur een echt prototype is geworden. De waskamer wordt nu ook voor het buitenland gebouwd.

Ze werken op tafels op wielen, die bij elkaar gebracht kunnen worden, om het nodige steunoppervlak te verkrijgen en desnoods wordt het tapijt aan een uiteinde, onder de tafel gerold. Met de voorzijde op de tafel, nemen ze vanuit de achterkant een zo groot mogelijk aantal monsters. De draden worden apart, zowel fysisch als chemisch onderzocht, op samenstelling en herkomst. De monsters worden daarna gewassen en er wordt gekeken hoe de pigmenten zich gedragen. De monsters worden gedroogd op vloeipapier en de ‘pigmentsporen’ worden achteraf weer geanalyseerd. De limiet is 80%. Dus als het pigmentverlies meer dan 20% is, beginnen ze opnieuw met wassen. Maar dan wel met een ander wasmiddelenrecept. Dan drogen en weer analyseren … tot het pigmentverlies minder dan 20% is. Ze zijn in het geheel niet bang voor moeilijkheden bij oude, niet eerder gerestaureerde tapijten. Toch moet men goed opletten met kleden waaraan in de afgelopen eeuw restauraties zijn uitgevoerd!

De tweede stap is dus dat het object ‘standaard’ wordt gewassen. Pier Terwen wilde weten wat het maximaal te bewerken oppervlak was. Het breedste bestaande tapijt is volgens Molina Pradel, de bedrijfsleider, 6 meter. De lengte telt niet echt, omdat het tapijt opgerold kan worden.

Ze noemen dat een ‘lavagio traditionale’ wat inhoudt, dat ze zo weinig mogelijk sterke en/of synthetische producten gebruiken. Het tapijt wordt met het gezicht naar beneden op het ‘vloeroppervlak’ van de waskamer uitgerold en wordt dan eerst bevochtigd. Met sponsen brengen ze handmatig de zeep op het tapijt. Aan deze waskamer is meer dan een jaar door CTS gesleuteld. Door het reservoir onder de vloer in kleine oppervlakken te compartimenteren, kunnen alle afmetingen gewassen worden. Ze kunnen ook het water roteren (rond laten draaien), wat een aanzienlijke waterbesparing oplevert. Bij het wassen van kleinere oppervlakken kunnen ze compartimenten sluiten. Deze vloerverdeling heeft duizenden kleine, afsluitbare vakjes.

Deze vakjes zijn een soort sluizen, die onafhankelijk van elkaar werken: ze kunnen het zeepschuim afzuigen, een deel van het gebruikte sproeiwater naar direct hergebruik geleiden, of ze kunnen hun water eerst schoonmaken en pas daarna hergebruiken. De hele kamer heeft een beweegbare sproei-installatie alsook een beweegbare brug, waarop de restauratoren liggen te werken. Afhankelijk van de dikte van het object of het vuil, draait het wasprogramma ca. twee uur met water bij 28 0C! Als laatste wordt het tapijt binnen een klein uur gedroogd. Dit kan door onder het tapijt vacuüm te trekken en daarna bij kamertemperatuur lucht door de open sluizen te laten ventileren.
Het hele bevochtigings-, was- en droogprogramma is natuurlijk, gecomputeriseerd. Wij hebben ter verduidelijking een video gekregen.
Ik wilde weten of ze de methode van Wolbers gebruiken, maar ze zijn nog sceptisch op bepaalde punten. Met deze ‘wasmachine’ hebben ze dat ook amper nodig, en ze gebruiken zijn methode alleen als ze anders niets meer kunnen verzinnen.
Vol met zoveel nieuws en behoorlijk onder de indruk, hebben wij afscheid van onze organisator en begeleider genomen en namen we de weg naar ‘huis’. En ja hoor, de ‘elektronische kaartlezer’ speelde ons weer parten: in de bergen verloren wij weer het contact met de satelliet. Ninette bracht ons door allerlei droomachtige landschappen bezaaid met archaïsche dorpen waar de tijd stil stond, fantastische plekken die je maar één keer in je leven tegenkomt. Ik kom van een bergachtig gebied en ben gewend aan 25% dalingen en 30% hellingen, maar ik moet met de hand op mijn hart bekennen dat Ninette ‘helemaal in haar element was’; om René Gerritsen te parafraseren: Ninette reed als een kerel! Chapeau!
‘s Avonds hebben wij het laatste diner in een restaurant dat letterlijk aan de ‘voet van onze berg’ lag. Het eten was lekker, iedereen was onder indruk van de hele reis en blij dat we morgen weer thuis zullen slapen.

‘s Morgens zeer vroeg, namen wij afscheid van ons ‘verblijf’ en van de drie katten die ons vergezeld hebben. Bij ons in Nederland zegt men, dat de buren van het volgende huis zijn, of van een paar straten verderop… De katten waren onze buren van de ‘volgende berg’, zoals Hilde, de moeder van Diede en onze gastvrouw, zo plastisch zei.
Zonder problemen zijn wij in Eindhoven geland, maar door een treinverkeer-infarct, zijn velen van ons tussen Eindhoven en thuis langer onderweg geweest dan tussen Bologna en Eindhoven.
Ik bedank alle collega’s die door hun aanwezigheid, bijzondere ervaringen hebben toegevoegd en deze prachtige reis hebben verrijkt: Mariet, Saskia, Hilde, Annelies Toebes, Masja Arnouts, Aga en Matteo Visser, Pier Terwen en Thomas, Katherine, Tonnie en Annemiek, maar vóóral onze chauffeurs, die geloof me, het niet makkelijk hebben gehad: Diede Verbiest, Ninette Willems en René Gerritsen.
Tot de volgende keer!