Bijeenkomst over bij en na scholing van restauratoren naar aanleiding van ‘arbeidsmarktverkenning roerende restauratieveld’ 5 maart 2019 (13:00 – 14:30) Nationaal Centrum Erfgoedopleidingen, Klooster Maria Ter Eem, Daam Fockemalaan 22 te Amersfoort. Aanleiding: Het onderzoeksrapport van RaadSaam over de arbeidssituatie van restauratoren en de behoefte aan kennisoverdracht. Het onderzoek is op verzoek van de gezamenlijke restauratorenverenigingen en in opdracht van Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) uitgevoerd. De actuele ontwikkelingen rond het beoogde restauratorenregister, waarin eisen worden gesteld aan het scholingsniveau en tevens bijscholing wordt gestimuleerd, zijn in de gesprekken meegenomen. Doel: Gezamenlijk bepalen hoe de bij- en nascholingsbehoefte – die nadrukkelijk uit het rapport naar voren is gekomen – kan worden vormgegeven. Voor welke doelgroepen zou er wat moeten worden ontwikkeld om de aansluiting MBO niveau naar WO niveau te bevorderen. Welke onderwerpen zijn voor meerder disciplines en specialisten wenselijk, interessant of noodzakelijk? Aanwezig: Ella Hendriks (UvA), Mohammed Annati (SBB), Christel van Hees (Boijmans van Beuningen), Walter de Koning (ERM), Vincent van Drie (Restauratoren Nederland), Arnold Duin (SBB), Krijn Kraaijeveld (Nimeto Utrecht), Willem Coolen (Restauratie Convergent), Klaas Boeder (NCE), Renate Postma (ARA), Martijn de Ruijter (Reinwardt Academie), Agnes van Alphen (NCE), Jephta Dullaart (NCE), Maartje Stols-Witlox (UvA), Agnes Vughts en Michelle van der Sluis (RaadSaam Erfgoedprojecten, opstellers van de marktverkenning) en Sandra Weerdenburg (Stedelijk Museum). Agenda: - Presentatie rapport ‘arbeidsmarktverkenning roerende restauratieveld (Agnes Vugts, Michelle van der Sluis, bureau RaadSaam). - Reacties op het rapport en vertaling naar concrete vraagstellingen zoals: Voor welke doelgroepen zou er wat moeten worden ontwikkeld om de aansluiting MBO niveau naar WO niveau te bevorderen. Welke onderwerpen zijn voor meerder disciplines en specialisten wenselijk, interessant of noodzakelijk. 14.15 - 14.30 uur - Opzet 'road-map' en actielijstje vervolgstappen Dit verslag vanuit Restauratoren Nederland is deels op basis van het S-BB verslag (Mohammed Annati). De foto is gemaakt door het NCE (Agnes van Alphen). Het rapport ‘arbeidsmarktverkenning roerende restauratieveld In opdracht van het Meld- en Expertisepunt Specialistisch Vakmanschap (SBB), na een verzoek hiertoe op initiatief van RN namens de gezamenlijke restauratorenverenigingen, heeft RaadSaam een arbeidsmarktverkenning uitgevoerd naar de arbeidssituatie binnen het roerende restauratieveld. Het doel van het onderzoek was om de beroepsgroep van restauratoren, met al zijn verschillende disciplines en specialisaties, in kaart te brengen. Het doel was om inzicht te krijgen in de specifieke scholingsbehoefte binnen de restauratiesector (roerend erfgoed, archieve en historische binnenruimten). RaadSaam geeft een toelichting op belangrijkste de bevindingen die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. Belangrijke punt in het RaadSaam-rapport is het advies om een Keurmerk in te voeren. Reden is dat het herkennen van een erkend beroepsprofiel het vertrouwen vergroot bij de keuze voor een restaurator die de beoogde uitvoering en een ethisch verantwoorde uitvoeringskwaliteit kan samenbrengen. Uit het onderzoek blijkt dat dat veel restauratoren ZZP-er zijn. Als ‘werken voor een baas’ is uitgesloten komt dit vaak als alternatief in beeld echter de ZZP-status brengt niet voor iedereen het succes waar op werd gerekend. Als naast het vakmanschap ook het (cultureel) ondernemerschap en van onvoldoende niveau blijkt te zijn is de beroepsuitoefening gedoemd te mislukken. Scholing kan op dit punt het verschil maken en daarom horen naast de specifieke restauratievakken ook de ondernemersvakken in de opleiding en bijscholing. De behoefte om voor het uitgevoerde werk gerespecteerd te worden geldt voor iedereen. Om te voorkomen dat niet uitsluitend de eigen verworven positie wordt bewaakt of bij voorkeur de eigen doelgroep wordt bediend zal regie moeten worden gevoerd op realisering van ‘gelijke kansen’ in het scholingsaanbod. Door verbeterde scholing en bijscholing moeten alle behoudstaken in de roerende sector uiteindelijk op de gewenste professionele niveaus kunnen worden uitgevoerd. Ontwerp van het restauratorenregister Al lange tijd voor dat RaadSaam het onderzoek verrichtte is op verzoek van de gezamenlijke restauratorenverenigingen (ARA, RN, RVN en RC), een brede begeleidingscommissie onder voorzitterschap van Stichting ERM gestart met het ontwerp van een restauratorenregister. Het betreft hier het vermogen van een geregistreerd beroepsbeoefenaar om binnen het restauratieproces, conform de huidige beroepsnorm/beroepsethiek, na grondige analyse en met een evoluerende verslaglegging, zijn of haar specifieke restauratietaken op basis van een behandelplan zo goed als mogelijk uit te voeren. Deze beroepsbeoefenaar kan zich als restaurator laten registreren als hij of zij belooft zich te richten op de beste kwaliteit van de door hem of haar uit te voeren werkzaamheden, die tot zijn discipline behoren en die ten dienste staan van het behouden van het materieel erfgoed. De ontwikkeling van dit register bevindt zich inmiddels in de eindfase. Het gaat om een systeem op basis waarvan objectief, aan de hand van een set van criteria, het vermogen om de juiste en dus professionele behandeling te doen kan worden vastgesteld. Het gaat bij de criteria om het vaststellen van de juiste kennis, de juiste vaardigheid en de mate van ervaring. Op deze manier wordt bijkomend inzichtelijk gemaakt welke opleidingen of cursussen een aspirant ‘registerrestaurator’ of zijn of haar collega die in het register opgenomen is, zou moeten hebben gevolgd om de vakbekwaamheid op het gewenste niveau te krijgen en dit op zijn minst zo te houden maar vooral ook welke hij nodig heeft om zich verder te professionaliseren. De vraag vanuit het register wordt dur een belangrijk aanleiding om de realisering van het gewenste scholingsniveau te borgen voor de toekomst. Het Restauratoren Register geeft dus in de toekomst inzicht in de bij,- en/of nascholingsbehoefte van de individueel geregistreerde restaurator omdat die inzichtelijk wordt gemaakt met behulp van een puntensysteem. Bij het ontwerp van het ‘Restauratoren Register’ zijn een aantal invalshoeken aan de orde gesteld, namelijk: 1) kijken vanuit een ‘object’ of ‘collectie’; en 2) taken gericht op onderzoek, vastleggen en documentatie of taken gericht op het gebied van fysieke behandeling van een object. De keuze die is gemaakt in het huidige registerontwerp, beperkt zicht tot de restaurator die zich in de dagelijkse praktijk bezighoudt met het fysiek restaureren van objecten. In een volgende ontwerpfase kan bijvoorbeeld een tweede register worden ontwikkeld met betrekking tot de behoudskundige verzorging van objecten en collecties. Binnen het te raadplegen register wordt onderscheid gemaakt tussen een “verplicht deel” en een “vrij deel”. Het verplichte deel heeft betrekking op de geconstateerde professionaliteit binnen de opgegeven restauratiediscipline(s). In het vrije deel kunnen mensen meer persoonlijke zaken kwijt maar ook aangeven op welke wijze zij kennis en ervaring hebben opgedaan, in de praktijk en via scholing. Daar kan bijvoorbeeld blijken dat iemand een Master in Conservering en Restauratie is, Post Initieel 1 jaar bij SRAL en 1 jaar bij Museum Boijmans van Beuningen heeft gewerkt en inmiddels 6 jaar in dienst is van het Rijksmuseum. Samenwerken aan invulling HBO-leemte volgens Restauratoren Nederland RN beschouwt het bestaande MBO-Keuzedeel ‘Restauratie’ (EQF niveau 4) als een kennismaking met het beroep van restaurator en met het conserveren van roerende goederen, archieven en historische interieurs. Om de instroom als ‘beginnend restaurator’ mogelijk te kunnen maken ondersteunen wij als RN de Post-MBO scholingsinitiatieven die tot een inleidende /algemene basisvorming binnen het HBO niveau leiden. Voor het MBO zou de nadruk vooral op de uitoefening van historische vervaardiging en herstelwerk en het kennismaken met restauratie en conservering mogen liggen. RaadSaam constateert na het MBO leemtes voor de verschillende restauratiedisciplines in het scholingstraject. De aanvullende scholing is essentieel voor de beginnende beroepsbeoefenaars maar is ook als bijscholing voor gevorderden van groot belang zeker als zij het zonder reguliere opleiding hebben moeten stellen. Naast het aanbieden van de algemene vakkennis kan in dit verband nog worden overwogen of een deel van de discipline specifieke scholing bij een ‘meester’ aan de werktafel/werkbank in deze opzet kan worden meegenomen. De samenwerking in de erfgoedbranche is cruciaal bij het slagen van de initiatieven voor de bijscholing. Het gaat er niet alleen om ‘het faciliteren en beoordelen van het scholingstraject’ op elkaar af te stemmen maar het gaat er ook om dat de uitwerking met respect gebeurt voor de verschillende rollen die eenieder vervult. Pas dan kan ieders aandeel complementair zijn en optimaal bijdragen aan het versterken van het professionaliseringsproces. De hierin samenwerkende partijen zullen wat ons betreft bij voorkeur bestaan uit: - De op historische vervaardiging, reconstructie en conservering gerichte opleidingen: UvA, SRAL, Reinwardt, HMC, Nimeto, Cibab en St.Lucas - Kenniscentrum voor beroepsonderwijs bedrijfsleven: SBB - Het Restauratoren Register: SRR/ERM - De verenigingen, namens restauratoren van roerende goederen, archieven en historische- interieurs: ARA, RN, RC en RVN - De overheid: RCE (OC&W), Rijksgebouwendienst, Nationaal Archief - Onroerend / Monumenten: ERM, Vakgroep Restauratie - Musea: de vereniging (NMV), Rijksmuseum, Stedelijk, Booijmans Bijscholingsmodules, beschikbaarheid dankzij gecombineerd aanbod voor alle disciplines volgens RN Belangrijk probleem bij het realiseren van de beoogde scholing is de variatie in de individuele behoefte (de een beheerst scheikunde voldoende en een ander niet). Daarnaast werpt de noodzaak om bij het aanbod voldoende deelnemers te kunnen genereren een belangrijke drempel op. Een restauratorenregister brengt helder de discipline-overstijgende leemtes in het kennisniveau van de restaurator in kaart. Alle disciplines samen vormen een voldoende grote groep restauratoren waarvoor gemeenschappelijk, algemene modules kunnen worden ontwikkeld. Die voor vrijwel alle afzonderlijke specialismen gelijke inhoud moet nu worden vastgesteld. De uit te werken modules vormen dan een inleidend/algemeen vormend scholingsaanbod, zowel voor de ‘beginnende’ als de ‘gevorderde’ restaurator (het niveau van ‘MBO-schoolverlater met keuzedeel ‘Restauratie’ en het niveau van de ‘Registerrestaurator). Restauratoren Nederland vindt het scholingsprogramma duurzaam moet worden aangeboden en toepasbaar moet zijn voor alle discipline varianten, dus passend zijn voor de specialisaties die zich richten op een specifieke materiaalsoort/ materiaalgroep/objectsoort/groep objecten/historisch interieur of onderdelen daarvan. Een algemene, discipline brede bijscholing zal bij voorkeur leiden tot de volgende ‘gezamenlijke’ modules: Het proces van aanpak bij restaureren en preventief conserveren; Historische vervaardiging en materiaalgebruik (Hout, metaal, textiel, papier, glas, steen, keramiek, leer komen in veel uit verschillende materialen samengesteld objecten voor); Conserveringstechniek en materiaalgebruik, Kunst- en cultuurgeschiedenis; Chemie / natuurwetenschap; Persoonlijke - en omgevingsveiligheid in het atelier; Preventieve maatregelen in de gebruiksomgeving; Bedrijfskunde, bedrijfsvoering en projectmanagement (cultureel ondernemerschap, zelfstandig ondernemerschap); Geschiedenis van de restauratie-ethiek en de restauratie/conservering; Onderzoek/analyse van historische bronnen en materialen; Conditie opname en Collectieregistratie; Verslaglegging, documenteren en archiveren. (Schrijven en begrijpend lezen, fotograferen/scanen, digitaal bewerken); Verpakken, Vervoeren en Bewaren. Daar waar het gaat over de zeer specialistische kennis en vaardigheden is het lastig om deze binnen het algemene scholingsdeel een plek te geven. Niettemin kan het op termijn, als de algemene onderwerpen zijn geďnventariseerd en uitgewerkt, interessant zijn om te verkennen of de specifieke onderwerpen ook een onderdeel zouden kunnen zijn van het bijscholingsprogramma. Met de invulling via bijvoorbeeld bovengenoemde modules, wordt slechts een deel van de (bij)scholingsbehoefte van de roerende restauratiesector ingevuld. Het is goed om ook de kleine ‘restauratie/herstel’ opleidingen bij het programma en de uitvoering te betrekken, zoals die bestaan voor smeden, orgelbouwers, glazeniers, uurwerkmakers en bijvoorbeeld natuursteenspecialisten. Betrek verder ook (‘Senior’/’Meester’) Restauratoren en hun eventuele ateliers bij de uitvoering van de zeer specifieke praktische scholing binnen een eenmansbedrijf en zeer specifieke bijscholing in de musea (Rijksmuseum). Betrek ook relevante experts uit binnen en buitenland bij die niet restaureren als deskundige toch betrokken zijn bij restauratie uitvoering zoals bijvoorbeeld: Hizkia van Kralingen of Helicon voor taken bij verpakken en vervoeren; Uit het Vlaams/Nederlands taalgebied (input via FARO?); West-Dean Engeland voor diverse disciplines, Neosoc voor hout determinatie, etc. Vervolgafspraken Het ERM bereidt in samenwerking met de gezamenlijke restauratorenverenigingen een discussiestuk voor over de mogelijke invulling van het algemeen bijscholingsdeel en brengt dit medio mei in bij de betrokken partijen. Dit discussiestuk kan leiden tot een aantal basisafspraken/uitgangspunten die vervolgens nader kunnen worden uitgewerkt. Het NCE, dat in staat is om voor een groot deel de regie over de ontwikkeling van de bijscholing op zich te nemen, spreekt de voorkeur uit om rond de zomer duidelijkheid te hebben of zij een rol kunnen vervullen bij de ontwikkeling van een (bij)scholingsaanbod voor de professionele restaurator. Dit in verband met het feit dat het ontwikkelen van onderwijsmateriaal en het organiseren van bijeenkomsten de nodige tijd vergt en het gegeven dat dan financiele ondersteuning mogelijk is. Een belangrijk uitgangspunt voor het NCE is dat het te ontwikkelen opleidingsaanbod voorziet in een behoefte van de branche, juist met het oog op het geringe aantal aan restauratie-professionals dat jaarlijks aan cursussen zal deelnemen. De (bij)scholing wordt ontwikkeld voor restauratie-professionals met verschillende opleidingsachtergronden (MBO-HBO-WO), zowel voor medewerkers op de restauratie/behoudafdelingen van musea als voor zelfstandig werkzame restauratoren. 16 maart 2019 Vincent van Drie, RN-Vicevoorzitter met portefeuille Onderwijs en Register